19

A2 Test

Would you like t know your current Dutch language level? Push the button below. You’ll receive feedback ( free of charge) on the result and an advisory suggestion about wich language level suits you best.

1 / 25

Vul in:

Β Β΄hebbenΒ΄ of Β΄zijnΒ΄ en Β΄beginnenΒ΄

De scholen (Β  Β ) al weer ( Β  ).Β  Β  Β 

2 / 25

Vul in:

β€˜hebben’ of β€˜zijn’  en β€˜betalen’

Β Onze vriend ( Β  Β  ) alles voor ons ( Β  Β  ).Β 

3 / 25

Vul in:

β€˜hebben’ of β€˜zijn’ + β€˜wonen’ 

Β Deze mensen ( ) hier altijd (Β ).Β Β 

4 / 25

Β Vul in:

β€˜hebben’ of β€˜zijn’ + β€˜lopen’

De wandelaars ( ) van hun huis naar de zee ( ). Β 

5 / 25

Vul in:

β€˜hebben’ of β€˜zijn’  + β€˜zien’

Onderweg ( ) ze veel vogels ( ).

6 / 25

Vul in:

β€˜hebben” of β€˜zijn’  +Β  β€˜zijnβ€˜

Het ( Β  Β  ) een heerlijke dag ( Β  Β  ).

7 / 25

Vul de juiste vorm in:

Β 'werken'

Rosa-Maria (Β  Β ) gisteren tot half 10. Β 

8 / 25

Vul de juiste vorm in:

'mogen'

Vroeger ( Β  ) de kinderen hier buiten spelen.Β 

9 / 25

Vul de juiste vorm in:

Β 'slapen'Β 

Ze ( ) daar toen maar een nacht.

10 / 25

Vul de juiste vorm in:

'beginnen'

Het feest ( ) om 20.00 uur.Β 

11 / 25

Vul de juiste vorm in:

'zijn'Β 

Iedereen ( ) al daar.

12 / 25

Vul de juiste vorm in:

'kennen'Β 

We (Β Β  ) bijna iedereen op het feest.

13 / 25

Maak de zin af:

Zij gaat naar de stad en ( ).

14 / 25

Maak de zin af:

Jij moet nu komen, want (Β  Β ).

15 / 25

Maak de zin af:

Drinkt U koffie of ( Β )?

16 / 25

Maak de zin af:

Hans helpt ons het meeste, als ( ).

17 / 25

Maak de zinnen af ( 6x2 punten)

Β Deze mensen eten al lekker, terwijl wij ( )

18 / 25

Maak de zin af:

Marie was 12 jaar, toen ( ).

19 / 25

Vul in:

β€˜Het’ of β€˜er’ 

( ) kost veel tijd, om te studeren;
( ) is geen twijfel;
We hebben ( ) gezien;
( ) moet vandaag iets gebeuren.

20 / 25

Beloof iets! Gebruik deze woorden:

Β  'morgen; wij; helpen; zullen'

21 / 25

Beloof iets! Gebruik deze woorden:

Β 'doen; ik; boodschappen; zullen'

22 / 25

Beloof iets!Β  Gebruik deze woorden:

'zullen; ik; koken; morgen'

23 / 25

Welke zin is correct?

24 / 25

Welke zin is correct?

Β Β 

25 / 25

Welke zin is correct?

Your score is